Categorieën
2023 De Nacht van de Veerkracht Jaarsymposium

‘Wat kan je gemoed verdragen?’

Op de betoverende Nacht van de Veerkracht, verwelkomden we filosoof, schrijver en huidige Denker des Vaderlands, Marjan Slob.

Haar lezing, getiteld “Wat kan je gemoed verdragen? Veerkracht en het onder ogen zien van de realiteit”, vond plaats op 1 december 2023 als het sprankelende startschot van een samenwerking tussen vier jubilerende organisaties: NVBe, NEON, CEG en Ethiek in de zorgsector, in nauwe samenwerking met de Universiteit voor Humanistiek.

© Pim Janssen, 2023
WAT KAN JE GEMOED VERDRAGEN?
Over veerkracht en het onder ogen zien van de realiteit

Als publieksfilosoof word ik geacht de schoonheid en het belang van filosofie over te brengen aan een zo breed mogelijk publiek. Waar ik dan op hamer: vakfilosofie kan een behoorlijk technische aangelegenheid zijn. Maar in essentie draait filosofie om de vraag naar het goede leven. Hoe kunnen wij mensen, gegeven wie wij zijn, goed en gelukkig leven? En dat is een ethische vraag: het woord ‘goed’ komt er immers in voor. Je bedrijft filosofie zodra je je afvraagt wat voor jou mag tellen als goed en waarom.

Ik wil aan het begin van deze eerste Nacht van de Veerkracht een basale vraag oppakken: wat is in een goed leven de plek van veerkracht? Die vraag wil ik plaatsen in onze eigen tijd, omdat een mens en een denker niet anders kan. Ik ervaar dit momenteel als een ontzettende tijd, een tijd die me letterlijk ontzet, uit het lood slaat. Vanwege de klimaatcrisis. En sinds de verkiezingen ook vanwege wat ik verscherpt ervaar als een crisis van de democratie. Er is bovendien een
wisselwerking: de verkiezingsuitslag zal die klimaatcrisis vermoedelijk verdiepen. De vraag die ik vanavond centraal wil stellen is daarmee echt een persoonlijke vraag geworden: hoe toon ik veerkracht ten overstaan van die realiteit?

Toen ik de uitnodiging kreeg om hier te spreken, ben ik allereerst nagegaan waar dat woord ‘veerkracht’ mij eigenlijk aan doet denken. Het eerste wat me voor de geest kwam, waren stripverhalen en tekenfilms, waarin dieren altijd dieren worden geplet, overreden, of dubbelgeknakt, hoe dan ook compleet in de kreukels liggen, om een paar frames later hun normale vorm weer te hebben gevonden. Deze figuren zijn volledig veerkrachtig. De natuurwetten hebben geen grip op hen sterker nog: ze kunnen rennen boven een afgrond. Dénken is de gevaarlijke aangelegenheid, want pas als Bugs Bunny denkt: ‘dit kan niet’, stort hij naar beneden.

Stripfiguren zijn krachtige culturele fantasieën, waarin wij verbeelden dat wij kunnen rekenen op een vaste vorm, op een soort platoons Idee van ons. Dat we daar als het ware récht op hebben. In een stripverhaal bestaat er geen realiteit die roet in het eten gooit. De realiteit heeft geen grip op stripfiguren. Zij kunnen voorbij rennen aan allerlei kwetsuren en krenkingen. De prijs is alleen dat stripfiguren ook geen grip hebben op de realiteit. En dat is een prijs die filosofen niet kunnen betalen. De vraag naar het goede leven is altijd de vraag naar een goed leven kunnen betalen. De vraag naar het goede leven is altijd de vraag naar een goed leven in deze realiteit.

Realiteit is een moeilijk woord. Hier wordt het even technisch – voor mij is het belangrijk om een onderscheid te maken tussen de realiteit en de werkelijkheid. Dat zijn geen synoniemen; ze stammen uit andere filosofische registers.

Werkelijkheid staat vanouds tegenover schijn. Het beeld is als volgt: de meesten van ons zitten als sukkeltjes in Plato’s grot, en houden vage afspiegelingen – schijn – voor de werkelijkheid, en maar enkelen van ons weten al redenerend en kennisvergarend te ontsnappen uit die grot. Dat is niet mijn vocabulaire.

Ik praat liever uit realiteit dan werkelijkheid, en dat woord past binnen een drieslag: het
symbolische, het imaginaire en het reële. Deze manier van denken is van veel recenter datum. Ze stamt uit het begin van de twintigste eeuw, heeft haar wortels in de psychoanalyse en is filosofisch uitgewerkt door Jacques Lacan. Het aantrekkelijke, het waarachtige van deze visie vind ik de intrinsieke erkenning dat het startpunt van denken altijd in óns ligt. In deze voorstelling van zaken beleef je je leven als mens onvermijdelijk van binnenuit. Je bestaan doet zich aan je voor in stemmingen, indrukken, sferen. Je leeft je leven vanuit een Weltinnenraum, zoals Rilke zegt. En dat is geen grot die je kunt verlaten. Er valt niets te verlaten. Die ruimte ís je leven.

Die Weltinnenraum is gevuld met halve en hele verhalen die jou moeten helpen om je staande te houden. Dit zijn verhalen over welke wetmatigheden en patronen je kunt verwachten in jouw leefwereld, verhalen over jouw plek in die wereld, en verhalen over wat jij zou willen in die wereld. Het zijn verhalen waarmee jij je bestaan ordent en voor jezelf begrijpelijk en zinvol (en trouwens ook ‘goed’) maakt. De kern is hier het woord ‘verhaal’, en zo’n verhaal is altijd emotioneel en ideologisch geladen. De beleving van verhalen is, binnen de Lacaniaanse drieslag, het imaginair. En nogmaals: aan dat imaginair valt niet te ontsnappen. Het heeft geen enkele zin dit een illusie, of schijn, te noemen. Zonder imaginair geen mensenleven. Je zou ook kunnen zeggen: je zult altijd in een bubbel leven, daar valt niet aan te ontsnappen. (De vraag is niet: in of uit de bubbel, zoals in the Matrix. De vraag is: in welke bubbel wil je leven, of misschien nog preciezer: hoe groot maak je de bubbel waarin je leeft, hoe ruim denk je die?)

Het symbolische is in die drieslag de maatschappij: de woorden, symbolen en wetten die je vanuit de groep krijgt aangereikt om je belevingen mee te ordenen. Van die symbolische orde gaat dwang uit, die vraagt inschikken en disciplinering van je, zoals Lacan en trouwens ook Foucault onderstrepen.

En het reële? Het reële is dat wat zich verzet tegen deze ideologische ordeningen. Zoals Lacan het zegt: ‘Wat werkt is de wereld. Het reële is wat niet werkt.’ Het reële is dat wat frictie oplevert. Wat ons verhaal doet haperen en stokken. Hier crasht een narratief, hier stuit een ideologie op het reële. En dat is vrijwel altijd een pijnlijke gebeurtenis. Gewoonlijk maakt een buffer van verhalen, verwachtingen en gedachten dat we niet zo hard in aanraking komen met de vaak barre realiteit. Die buffer maakt het bestaan leefbaar voor ons. Als je baf op het reële stuit, dan doet dat flink pijn en kun je gewond raken.

Een indrukwekkend voorbeeld van de kracht van deze drieslag is voor mij nog altijd de analyse van de lacaniaan Slavoj Zizek een dag na de aanslag op de Twin Towers. Terwijl Bush als de wiedeweerga begon te spreken over de As van het Kwaad, en de westerse wereld zich impliciet achter dit verhaal schaarde, met uiteindelijk een heel feitelijke inval in Irak als logisch gevolg, zei Zizek dat Amerika hier stuitte op het reële. Het Amerikaanse verhaal, Amerika’s eigen begrip van zijn identiteit en plek in de wereld, crashte pijnlijk en op een afschuwelijke manier, daarover geen misstanden. Bush probeerde de scheur in dat imaginaire verhaal over Amerika zo snel mogelijk te herstellen door er een dikke stugge ideologische lap overheen te stikken. Anders gezegd: hij vormde zo snel mogelijk een korst over de narcistische wond. Maar Zizek zei of althans, ik begreep hem zo ‘Verblijf zolang je kunt, zolang je verdraagt, in het reële. De realiteit ontzet ons. Dat is heel pijnlijk maar ook heel informatief.’ Stikt genomen is praten over het reële dus onmogelijk. Zodra je dit doet, ben je in feite alweer bezig om een weefsel te maken over die scheur richting de realiteit. Dat doe ik hier ook. Als mens kan ik alleen maar praten vanuit een betekeniswereld. Voor mij stelt dat begrip ‘het reële’ het besef present dat die wereld nooit werkelijk gaaf en knus kan zijn.

De vraag die mij bezighoudt is nu: hoe toon je veerkracht als de realiteit inbreekt? Op de manier van Bush of op de manier van Zizek? Dat lijkt misschien een retorische vraag: natuurlijk op de manier van Zizek! Dat vind ik uiteindelijk ook, maar die reactie is minder voor de hand liggend dan het lijkt. Want waarom precies zou je de realiteit onder ogen willen zien, vooral als die je pijn doet en je per definitie met stomheid slaat? Waarom zou juist wegkijken niet getuigen van veerkracht, omdat wegkijken ook maakt dat je op de been blijft en dóór kunt gaan?

Ik moet hierbij denken aan mijn moeder. Ze is 81 en hoort tot een generatie die niet gewend is om gebeurtenissen in de persoonlijke geschiedenis uitgebreid te onderzoeken, en te duiden hoe die doorwerken in je huidige denken, doen en voelen. Ze begint nu echt oud te worden, maar ik ken mijn moeder als een behoorlijk veerkrachtige vrouw, die als negenjarig meisje haar eigen moeder verloor en daarna in haar eentje haar hele puberteit lang, totdat ze trouwde, een eigen moeder verloor en daarna in haar eentje haar hele puberteit lang, totdat ze trouwde, een huishouden voerde met haar vader, mijn opa. Nogal pittig, lijkt mij, en ik heb haar herhaaldelijk gevraagd hoe dat nu was, maar mijn moeder wil van geen moeilijkheden weten. ‘Het helpt niet om gevraagd hoe dat nu was, maar mijn moeder wil van geen moeilijkheden weten. ‘Het helpt niet om je daar in te verdiepen’, zegt ze. Op mij –– kind van mijn tijd als ik ben –– komt dat over als wegkijken, of (Freudiaans geformuleerd) als verdringing. En toch is mijn moeder wonderbaarlijk stabiel, en heeft ze een goed leven voor zichzelf weten te creëren. Hoe komt zij zo veerkrachtig? Hoe kan zij zo stabiel haar eigen verhaal leven? Is dat misschien omdat ze juist niet kijkt? Omdat ze stug weigert zich uit een monter verhaal te laten stoten? Ik zou die mogelijkheid niet zomaar wegwuiven. De vraag die voorligt is dus: waarom zou je mijn moeders model niet volgen, en zo lang mogelijk proberen om je eigen verhaal te leven? Je zou zelfs kunnen beargumenteren dat dit een vorm is van autonomie, een manier om jezelf de wet stellen.

Maar er is nog iets dat u van mijn moeder moet weten. Ze is van nature heel actief, maar ze is geen activist. En dat is de reden dat ik het model van mijn moeder uiteindelijk zelf niet kan navolgen. Ik wil mezelf niet alleen op de been houden. Ik wil mezelf en de wereld ook veranderen. En dat vereist meer dan uitdeuken na een buts en overgaan tot de orde van de dag. Juist wie droomt van verandering, zal zich tot de realiteit moeten wenden. Want zonder grip op de realiteit, krijgen je dromen geen tractie. En gaan ze niet uitkomen. Dus vind ik dat je de realiteit toe moet
laten.

In Gaza en Oekraïne worden mensen vermoord. Een kwart van de Nederlanders stemt op een man die herhaaldelijk en op venijnige toon onvergeeflijke dingen heeft gezegd. Dagelijks
sterven planten en diersoorten uit door ons toedoen. Die realiteit erkennen, zo ruim mogelijk, en verdragen wat je dan ziet, is essentieel om te proberen tot een manier van leven te komen die
lijden vermindert.


‘Zijn we sterk genoeg om in onze eigen tijd te leven?’, vroeg architect en voormalig Rijksbouwmeester Floris Alkemade zich recentelijk af. Nou. We zullen wel moeten natuurlijk. En de taak om de realiteit van onze eigen tijd onder ogen te zien, valt vooral toe aan wat Alkemade ‘de abstracte klasse’ noemt. Aan mensen die van systematiseren en analyseren hun werk hebben gemaakt. Aan u en mij dus. Denken begint altijd vanaf je eigen plek, en wat ik goed denken vind, zal die plek ook nooit verloochenen. Maar je kunt die plek van jou wel uitbreiden, oprekken en verruimen. Je kunt er steeds meer van de wereld in proberen op te nemen en zien hoe jij daarmee verbonden bent. Zodat dat wat jij een goede manier van leven vindt, zo goed mogelijk raakt afgestemd op zoveel mogelijk realiteit.

Wegkijken is dus mogelijk wél een werkbare manier van particulier goed leven ik zou in ieder geval niet willen beweren dat mijn moeder geen goed leven leidt. Zolang je wordt gedragen door stevige bestaande structuren is negeren en wegkijken bovendien lang vol te houden. Maar negeren is geen goede methode als het je streven is om een goed leven te zoeken voor een zo groot mogelijke groep levende wezens. Dat vergt een groter, ruimer verhaal.

Een groot verhaal is voor mij niet hetzelfde als een massief en bombastisch verhaal. Ik moet juist niet veel hebben van doemverhalen over het einde van de democratie of over een ecologisch Armageddon. Doem smeert dicht. Dan doe je in feite een Bushje, en vlucht je in een imaginair. Juist de scheuren in het verhaal wijzen op contact met de realiteit, en dus op een aangrijpingspunt voor mogelijke verandering. De bijbehorende onzekerheid is onprettig, maar ook goed, want het geeft aan dat je uit je bekende verhaal stapt.

Durf de realiteit aan, hoe verwarrend en onbestemd die ook op je overkomt. De Amerikaanse bioloog en wetenschapsfilosoof Donna Haraway zou zeggen: ‘stay with the trouble’. Kijk niet weg, vlucht niet weg in een verhaal, maar wees hier : werkelijk aanwezig in deze wereld, en met wat daarin aan de hand is. Dat kun je niet in je eentje, zegt Haraway ook. Juist omdat het vaak zo pijnlijk is om de realiteit tot je door te laten dringen. We hebben volgens Haraway elkaars ideeën en steun nodig, om elkaar te bemoedigen, én om elkaars vreugde te ontvangen. Want ook in heel pijnlijke situaties kan er nog steeds vreugde zijn. Het is juist die ambiguïteit het dit, en ook dat wat wijst op een ontsnappen aan ideologie. Een groot verhaal is een meerstemmig verhaal, een ruim verhaal.

© Robert van Hall

De vraag is niet: in of uit de bubbel, zoals in the Matrix. De vraag is: in welke bubbel wil je leven, of misschien nog preciezer: hoe groot maak je de bubbel waarin je leeft, hoe ruim denk je die?

Marjan Slob

De vraag die hier voorligt is: waarom is het een onderdeel van het goede leven om te realiteit te erkennen? Zelfs als die realiteit zo pijnlijk is dat die jouw veerkracht dreigt te ondermijnen?

Misschien is het op dit punt aanbeland goed om even stil te staan bij dat begrip ‘veerkracht’ zelf. In de moderne psychologie is ‘veerkracht’ het vermogen om met crisis en stress om te gaan. ‘Het is de psychische weerstand die je in staat stelt om jezelf ook onder ongunstige omstandigheden in de hand te kunnen houden’, luidt een definitie. Psychische weerstand een interessante formulering. Het roept het beeld op van tegendruk. De realiteit oefent druk op je uit, maar jij weet, vanuit je Weltinnenraum, tegendruk te geven. Voldoende tegendruk om je vorm te behouden. Dit is misschien de situatie van mijn moeder, en van andere mensen die innerlijk vol genoeg zijn om stabiel te blijven in moeilijke omstandigheden. Vanwege genoeg innerlijke gewicht weten zij als een soort duikelaartje na een tik van buitenaf weer terug te veren naar de oorspronkelijke ‘goede’ positie.

Maar ik denk dat dit te eenduidig individualistisch, te eenduidig psychologisch is gedacht. Misschien kan dit model opgaan voor de veerkracht van een individu, maar de veerkracht van het
collectief van een samenleving vraagt volgens mij om meer dan dit psychologische vermogen van afzonderlijke individuen om zich staande te houden bij tegenslag.

Het woord voor veerkracht in de ons omringende landen is ‘resilience’, ‘résilience’, ‘Resilienz’ woorden die allemaal zijn terug te voeren op het Latijnse resilere. Letterlijk betekent dat: niet vastklampen. En dat suggereert een ander beeld dan die duikelaar; een beeld dat mij persoonlijk meer aanspreekt, omdat veerkracht hier niet wordt herleid tot een vaste, ware, goede vorm, maar juist verandering toelaat. En dat vind ik reëler.

Verandering zal er zijn; dat is een van de weinige dingen die we echt weten over de realiteit. Veerkracht is dus: om kunnen gaan met verandering. Wat is, in de huidige realiteit, de goede vorm
om aan te nemen? Wat is nu ‘goed leven? Daar zal altijd een nieuwe reactie op moeten komen, juist om contact te houden met de veranderende realiteit. Het gaat niet helpen om je vast te
klampen aan de oude verhalen. Het getuigt juist van veerkracht om nieuwe verhalen te maken, die passen bij de nieuwe realiteit. Daarvoor moet je die realiteit zo goed als je kunt toelaten. Om dan opnieuw tot expressie te brengen wat er toe doet voor een goed mensenleven op deze plek en in deze tijd, en waarom. Dat is een filosofische arbeid die iedereen aangaat, maar waarvan de verwoording en uitwerking voor de collectieve zaak vooral aan ons zal toevallen, aan de abstracte klasse. Dat is de veerkracht die wij, nu, als denkers moeten vertonen.

Nu, zo tegen het einde van mijn spreektijd, wil ik kort nagaan wat veerkracht op deze manier begrepen, dus als de deugd om je bij het openstaan voor de realiteit niet vast te klampen aan gearriveerde denkbeelden of al te eenduidige verklaringsmodellen, wat die veerkracht betekent in het licht van de verkiezingswinst van de PVV en van klimaatverandering.

Beide beleef ik persoonlijk als rampen die me ruw in aanraking brengen met de realiteit en me uit mijn ideologische sluimer rukken. Bij de verkiezingsoverwinning neemt dit de vorm aan van een scheur. Ik had gedacht in een ander land te leven. Wilders heeft dingen gezegd die voor mij onvergeeflijk zijn omdat ze lijnrecht ingaan tegen de kostbare principes van de rechtstaat en de liberale democratie die centraal staan in mijn idee van goed leven. Ik kan niet over die woorden heen stappen. En juist hij heeft nu een groot kiesleger achter zich staan. Pff.

Veerkracht is dan, denk ik, om niet te vervallen in een Winter is Coming verhaal. In mijn beeld van Wilders staat het ondermijnen van die dierbare principes centraal. Maar het kan goed zijn dat veel mensen om een andere reden op Wilders hebben gestemd. Het is belangrijk om dat te blijven zien, en om dat te kunnen blijven geloven. Misschien geeft deze uitslag ook een opening naar een realiteit waarin veel mensen zich benard voelen, en overspoeld door omstandigheden buiten hun bereik. Dat zou dan een appèl zijn om aan die sociale omstandigheden iets te doen. Maar wat ook de inhoudelijke beweegredenen zijn van de PVV stemmers, ik ben echt ontdaan dat zij er geen belemmering in zien om op iemand te stemmen die zich zo consequent venijnig en kwetsend uitlaat over ander mensen. Dat hen dat niet afschrikt. Voor die realiteit heb ik nog even geen verhaal.

Klimaatverandering heeft een andere dynamiek. Het is, om met Lisa Doeland te spreken, een langzame catastrofe. Klimaatverandering kondigt wellicht niet het einde van de wereld aan dat zou een doemverhaal zijn maar wél het einde van ónze wereld. Het is moeilijk om dat besef toe te laten. Niet alleen omdat we waarschijnlijk getuige zullen zijn van een verscherpte strijd om leefbare plekken op aarde. Ook omdat er verschraling zal zijn, omdat veel van wat er zo mooi en wonderlijk is op onze planeet zal verdwijnen. Juist wie ruim denkt en voelt, ziet aankomen dat we veel rouwarbeid op ons bordje zullen krijgen. Wat is dan veerkracht? Hier breng ik Donna Haraways woorden graag weer in herinnering: stay with the trouble. Bij de problemen blijven. Wees zoveel mogelijk aanwezig in je eigen leven. Blijf je openen voor zoveel mogelijk realiteit, hoe pijnlijk die misschien ook is. Opdat je je nieuwe, reële vormen van het goede leven voor kunt gaan stellen, en die mogelijk al zelf kunt gaan leven.

Niet weten is een gezonde, veerkrachtige reactie op een crisis of op stress. Het geeft namelijk aan dat je je in ieder geval niet vastklampt. Dat je dus resilient bent. En weten dat je niet
weet is, misschien niet toevallig, ook de klassieke positie van wijze mensen, zoals Socrates al zei.

Je kunt je door de omstandigheden aardig overvraagd voelen. Maar als je wegkijkt van de realiteit, of die snel weer toedekt met een dikke deken van woorden, dan respecteer je jezelf niet als een moreel subject die blijft zoeken naar wat een goed leven betekent, hier en nu.

Laten we als abstracte klasse het even niet meer weten en dansend de winter in gaan. Precies daarin schuilt onze veerkracht.

Dank u wel.

Marjan Slob is filosoof, schrijver, en de huidige Denker des Vaderlands