This content has been archived. It may no longer be relevant
Van bio-ethiek naar bio-politiek
Dr. Dirk Stemerding (Rathenau Instituut) schreef het pre-advies “Van bio-ethiek naar bio-politiek – De bio-ethische agenda en uitdagingen van nieuwe technologie” ten behoeve van dit jaarsymposium. Uitgangspunt in het pre-advies is de toenemende convergentie tussen ontwikkelingen op het gebied van nanotechnologie, biotechnologie, informatietechnologie en cognitieve wetenschappen, ofwel NBIC convergentie. Het gaat om een verkenning van de vraag wat deze NBIC convergentie betekent voor de bio-ethiek. In hoeverre brengen deze ontwikkelingen voor de bio-ethiek nieuwe uitdagingen met zich mee, of zijn en blijven de ethische vragen die met deze ontwikkelingen worden opgeroepen van een voor de bio-ethiek vertrouwde soort?
Prof. dr. Tsjalling Swierstra (Universiteit Maastricht) en dr. Annelien Bredenoord (Universiteit Utrecht) reageerden op het pre-advies net als een referent die de consequenties van de beschreven ontwikkelingen in de beroepspraktijk merkt.
Bij deze gelegenheid werd ook de NVBe-prijs uitgereikt aan een originele, inspirerende en diepgaande bijdrage aan publiek debat op het gebied van de bio-ethiek.
Datum: 5 maart
Locatie: Sweelinckzaal, Universiteit Utrecht
Over het pre-advies:
Van bio-ethiek naar bio-politiek
Dirk Stemerding
“Bioethics is fading away, it is no longer considered relevant, perhaps because it does no longer address the issues at hand”
(Georges Kutukdjian, former Secretary General International Bioethics Committee UNESCO)
Nanotechnologie, biotechnologie, informatietechnologie en cognitieve wetenschappen convergeren. In deze NBIC-convergentie brengt verschillende ontwikkelingen bij elkaar. Door de nanotechnologie komt technologisch ingrijpen op moleculair niveau in levende cellen binnen bereik. Door de snelle ontwikkeling van de rekenkracht in de informa-tietechnologie wordt imaging en modellering van de hersenen adequater. De nano-electronica leidt tot ultra-kleine draagbare of zelfs implanteerbare rekenkracht en sensoren waardoor de interactie tussen het menselijk lichaam en technologie onderdeel van het dagelijks leven kan worden. De continue gegenereerde data kan via het ‘internet of things’ opgeslagen en uitgewisseld worden. Big data maakt het verwerking en interpretatie van die data mogelijk. Biometrische ontwikkeling maken individuele identificatie op basis van gemeten biologische functies als hartslag of aan de hand van eigenaardig-heden in gedrag mogelijk.
Deze ontwikkelingen brengen uitdagingen voor de bio-ethiek met zich mee. In het pre-advies wordt verdedigd dat deze uitdagingen zich niet beperken tot de individuele en professionele omgang met deze nieuwe mogelijkheden, maar dat de uitdagingen sociale, institutionele en daarmee politieke vragen oproepen. De agenda voor de bio-ethiek is een bio-politieke agenda.
Terugblikkend op de geschiedenis van de bio-ethiek zien we dat deze altijd al een relatie met de bio-politiek heeft gehad. Traditioneel heeft de bio-ethiek zich ontwikkeld in de context van de individuele arts-patiënt relatie en van de klinische context van het medi-sche experiment. De eerste vorm waarin de bio-ethiek gestalte heeft gekregen is dan ook vanuit het ‘beschermingsparadigma’. Bio-ethiek heeft op die manier bijgedragen aan een ‘bio-politieke’ emancipatieagenda van individuele patiëntrechten. Maar daar is het niet bij gebleven. Dier-ethische discussies over de beschermwaardigheid van niet-menselijke dieren, sluit aan bij de bio-politieke discussie over dierenwelzijn, dierenrechten en dierenbescherming. Ook heeft de bio-ethische discussie in de zorg zich verbreed tot andere publieke en politieke arena’s. De grenzen van de relatief autonome praktijk van de gezondheidszorg staan onder druk waardoor de ethische vragen de brede zorgpraktijk ontstijgen. Zo hebben de uitdagingen op het gebied van preventie en public health bijvoorbeeld geleid tot een bio-ethische discussie over ingrepen in de le-vensstijl van gezonde burgers. En het vraagstuk van kostenbeheersing in de zorg leidde bijvoorbeeld tot bio-ethische discussies over grenzen aan de zorg en grenzen aan de so-lidariteit. Het pre-advies betoogt dat nieuwe technologische ontwikkelingen de grenzen van de gezondheidszorgpraktijk nog verder onder druk zet. Het gevolg daarvan is dat op de bio-ethische agenda vragen staan met brede bio-politieke consequenties voor de institutionele vormgeving van solidariteit, het recht op gezondheidszorg en rechtvaardig-heid.
Maar de technologische ontwikkelingen creëren een nog radicalere bio-politieke agenda. Door de NBIC-convergentie vervaagt niet alleen de grens van de gezondheidszorgpraktijk, ook de grens tussen mens en technologie lijkt te verdwijnen. Technologie wordt aan het lichaam verbonden, stuurt het gedrag, beïnvloedt communicatie en gaat op ons lij-ken. De mens krijgt meer weg van een machine en de machine wordt steeds mens-achtiger. Menselijke interactie en menselijk samenleven wordt steeds nadrukkelijker mogelijk gemaakt en gestuurd door technologie. Het gaat niet alleen om technologie in ons, maar ook om technologie tussen ons, technologie als ons en om de technologie over ons. De wijze waarop technologie zich met ons lichaam en met dataverwerkende systemen verbindt, stuurt ons samenleven. Daarom kan de fundamentele verwevenheid van mens en techniek niet alleen vanuit het individuele goede leven doordacht worden. Doordat het lichaam meetbaar en daarmee manipuleerbaar geworden is, is de uitdaging van de bio-ethiek de zorg voor politieke ordening van dat meetbare lichaam. Bio-ethiek is daarmee bio-politiek geworden. Bio-politiek van authenticiteit, solidariteit en rechtvaardigheid te midden van meetbaarheid, stuurbaarheid en controleerbaarheid.
Bij de verdediging van deze bio-ethische agenda wordt dit pre-advies vooral geïnspireerd door publicaties van het Rathenau Instituut waarin NBIC convergentie wordt gethematiseerd en waarin specifieke ontwikkelingen worden besproken die met NBIC convergentie in verband kunnen worden gebracht.
Dirk Stemerding, Rathenau Instituut, December 2014